Paternalistisch
Vakantiegeld is aan het begin van de vorige eeuw ontstaan. Voor die tijd namen werknemers onbetaald verlof op als ze vrij wilden. Vanaf 1910 kregen werknemers recht op betaald verlof. Pas na de Tweede Wereldoorlog kwam er een toeslag bij, vanuit het paternalistische idee van werkgevers dat het goed is voor medewerkers om op vakantie te gaan, goed uit te rusten en daarna weer hard aan de slag te gaan. De naam vakantiegeld is altijd gebleven, maar al vanaf het begin zetten werknemers vakantiegeld voor allerlei andere doelen in. Vakantie was immers nog lange tijd een luxe tijdens de wederopbouw. In 2019 besteedde 59% van de mensen het vakantiegeld nog daadwerkelijk aan de vakantie, volgens Nibud, hét kenniscentrum voor de huishoudportemonnee. In de coronajaren 2020 en 2021 nam dit percentage natuurlijk flink af, omdat er veel minder mensen op vakantie gingen.
Wonderlijk fenomeen
Vakantiegeld is een wonderlijk fenomeen. Stel je voor dat het niet zou bestaan en dat jouw werkgever zou voorstellen een deel van jouw huidige brutoloon op te sparen en eenmalig uit te keren om jou tegen onverantwoorde uitgaven te beschermen. Je zou de werkgever voor gek verklaren. Waar bemoei je je mee? Nu is uitgesteld loon, zoals vakantiegeld en voor velen ook de eindejaarsuitkering, de normaalste zaak, die we het liefst in stand houden. Het binnen de overheid ingevoerde IKB-systeem, is de default dat de werkgever voor de werknemer spaart en aan het einde van het jaar uitbetaalt. Het moet een bewuste actie van de medewerker zijn om maandelijks uitbetaald te krijgen, en dat is mede de reden dat maar een zeer klein percentage de rationele keuze maakt om geld dat van hen is, zo snel mogelijk in bezit te hebben.