Hoe groter de onzekerheid en dynamiek van een markt waarin de organisatie actief is, hoe meer de business en IT hunkeren naar flexibiliteit en experimenten. En in situaties die vragen om flexibiliteit is het lastig om vooraf alle specificaties te formuleren en vast te leggen – wat een vereiste is voor de traditionele watervalmethode.
De standaard Agile/Scrum-methodiek is dan ook ideaal om proofs of concept te realiseren en de verwachte snelheid van een groot ontwikkelproject te bepalen. In het laatste geval worden meerdere korte ontwikkelperioden – ‘sprints’ genoemd – gebruikt om functionaliteit van verschillende complexiteit te ontwikkelen, waardoor het projectteam een vrij nauwkeurige indicatie krijgt van de doorloopsnelheid van het totale project.
De Agile-aanpak biedt nog meer voordelen:
- het centraal stellen van de specifieke uitdaging van de (interne of externe) klant of opdrachtgever
- snelle opleveringen (door bijvoorbeeld eerst de meest waardevolle functionaliteit te ontwikkelen)
- verspilling voorkomen (voor een proof of concept kan een uitgewerkte behoefteanalyse achtergwege blijven),
- kort cyclisch leren (bijvoorbeeld feedback van klanten na elke sprintdemo),
- de flexibiliteit om beslissingen pas laat in het proces te nemen (bijvoorbeeld achterstand prioriteiten stellen onderweg),
- empoweren van het team (bijvoorbeeld aanmoedigen in plaats van voorschrijven),
- ingebouwde integriteit (bijvoorbeeld soft controls, autoriteit op basis van expertise in plaats van hiërarchie)
Allemaal goede dingen, waardoor de Agile-methodiek zich tot in de boardroom zo gemakkelijk laat verkopen. Een van de gevolgen daarvan was dat van de ene op de andere dag alle projectmanagers eruit moesten of zich moesten laten omscholen tot Scrum Master. Ook leidde het tot backlogs (de geplande werkvoorraad) die permanent overstromen, onnodig veel dingen opnieuw moeten doen, en luie business en IT organisaties. Hoe dat zo?