Ik zie bij gemeenten vaak een afwachtende houding als het gaat om echte procesintegratie van AI. Er wordt door IT’ers en beleidsmedewerkers wel wat gehobbyd met Copilot of ChatGPT (ja, spreek dat maar eens vijf keer achter elkaar uit 😉), maar veel verder dan dat gaat het meestal niet. En dat is ook niet helemaal onverwacht, want een van de redenen voor terughoudendheid is de snelle ontwikkeling van zulke technologie en dan met name de generatieve versie ervan. Als je technologie aanschaft, dan wil je natuurlijk niet dat deze overmorgen alweer verouderd is. Dat is een volstrekt logische reden en een gezonde benadering. Zeker als je er gemeenschapsgeld aan uitgeeft.
Verstandig investeren…
Maar wat doe je dan wel als je de kansen die deze technologie biedt als HELE gemeente wilt benutten? Want die kansen zijn enorm, net als de uitdagingen waar gemeenten in 2025 voor staan. In mijn vorige blog schreef ik dat we nu nog niet kunnen weten wat AI ons allemaal gaat brengen. Maar dat we er vrijwel zeker van kunnen zijn dat het ons leven en ons werk gaat veranderen. AI zal onze wereld totaal op zijn kop zetten. Nu helemaal niets doen en afwachten - slim volgen heet dat - lijkt nu in elk geval de onhandigste benadering die je als gemeente kunt kiezen. Tegelijkertijd wil je wel verstandig investeren, en voorkomen dat de technologie waar je vandaag in investeert, morgen verouderd is.
Om wel de kansen te benutten
In de wereld van digitalisering bestaan daar natuurlijk wel oplossingen voor. De eerste is de klassieke aanpak: je sluit een onderhoudscontract en ontvangt bijvoorbeeld elke zoveel tijd een ‘quick fix’, met daarnaast een jaarlijkse upgrade. Voor reguliere software is dat meestal voldoende. Voor AI geldt iets anders, want het verandert veel sneller dan reguliere software en AI kan heel veel verschillende dingen doen. Het omvat niet één applicatie, maar eerder een klein applicatielandschap, waarbij de ene applicatie veel sneller veroudert dan de andere. Dan heb je al snel een onoverzichtelijke verzameling van ‘AI-dingetjes’. En dat moet je niet willen, lijkt mij.